tuin

6 berichten

Uw tuin een “natuurreservaat”!

Door verstedelijking en intensivering van de landbouw staat de Nederlandse natuur zwaar onder druk en worden particuliere tuinen steeds belangrijker worden voor het behoud van soorten. Tuinen vormen bij elkaar opgeteld een enorm oppervlak. Het radioprogramma Vroege vogels (Radio 1 zondagochtend tussen 07-10 u) heeft een scorelijst gemaakt hoe tuinen een bijdrage kunnen leveren aan de natuur. Bij voldoende score kan de tuin het predicaat “Tuinreservaat” krijgen.

De kenmerken van een Tuinreservaat (aangevuld en bewerkt door Michiel Coesèl)

1. Bestrating: Beperk zo mogelijk het oppervlak bestrating om zoveel mogelijk ruimte te geven aan plantjes en beestjes. Bestrating aanleggen is bovendien duur en onderhoud intensiever – als je geen gif gebruikt- dan beplanting.
2. Plantenkeuze, plant planten, struiken en bomen met vruchten, noten en bloemen die insecten, vogels en vlinders lokken. Kies zoveel mogelijk voor beplanting uit de omgeving/Nederland (zie Tip/Artikel 9: Voordelen van Inheemse planten) Betrek planten die onbespoten zijn van buren, markten/leden van volkstuinvereniging, biologische kwekers.
3. Vijver: Een natuurlijke vijver met geleidelijk aflopende oever tbv egels of een andere badder en drinkgelegenheid voor oa. vogels
4. Gevels-daken: vergroen ook gevels met klimplanten of struiken en daken. Struiken met doornen bieden goede nestelgelegenheid ivm bescherming tegen katten.
5. Erfscheiding: Maak een levende haag van struiken of klimop tegen gaas. Gebruik voor een schutting (en pergola etc.) geen tropisch of geïmpregneerd hout maar inlands hout als kastanje of lariks. Zorg voor een egelpassage.
6. Bestrijdingsmiddelen. Er worden geen schadelijke bestrijdingsmiddelen gebruikt
7. Vogelnesten: vooraf aan snoeien kijken of er niet gebroed wordt
8. Groenafval wordt in de tuin verwerkt op een composthoop en/of takkenril als schuilgelegenheid voor dieren en voedselvoorziening voor beestjes en paddenstoelen. Dit bespaart ook onnodig transport(energie) met afval dat grotendeels uit water bestaat. Eigen compost is van gegarandeerde kwaliteit en is geschikt voor in potten en onder planten die veel voeding nodig hebben als bessenstruiken en rozen. Mooi hout verdient een opvallende plek in de tuin en kan daarbij ook dienen als insectenhotel.
9. Blad. Laat, indien niet storend, bladeren en ander afgestorven plantenmateriaal liggen als bescherming en voeding van de bodem/vaste planten. Vogels weten de kleine diertjes die het materiaal fijnmaken en verteren ook te waarderen! Het blad moet niet een dikke afsluitende deken op de planten geven.
10. Nestkasten: Zorg voor nestkastjes of verblijfplaatsen (rustige hoekjes die zo min mogelijk verstoord worden) voor vogels (nestelen graag in doornige dichte struiken!), zoogdieren en insecten
11. Hergebruik: Zorg voor zoveel mogelijk hergebruik van steenachtige materialen en grond. Het maakt de tuin vaak interessanter en spaart fossiele energie en kosten aan transport.
12. Plastic: Voorkom dat plastic in uw tuin komt via plasticbezems, bindmaterialen, strimmers en dergelijke. Zie ook Tip/Artikel 14 Plastic soep ook door tuinieren!
13. Regenwater: Vang regenwater op in een regenton en/of leidt het naar een laag gedeelte in de tuin ten behoeve van ons drinkwater en om riooloverstort op het oppervlakte water te voorkomen/rioolkosten omlaag te brengen.
14. Eetbare planten: Plant ook eetbare gewassen aan: lekker en verser/rijper/lokaler kan niet.
15. Potgrond: maak zelf potgrond van 2/3 zandige tuingrond en 1/3 compost (of evt. cocopeat/cocosvezel.  De Action verkoopt in het voorjaar geperste blokken cocosvezel die in wat koudwater opzwellen). Gewone potgrond en tuinaarde (bevat geen aarde/grond!) bevat veel veen uit waardevolle veennatuurgebieden. Het zijn vooral vochtvasthouders en bevatten erg weinig voeding (alleen voor de eerste drie maanden). De aanduiding biologisch op veel zakken geeft het product onterecht een mooi imago.

Heemplanten zijn zeer belangrijk voor de natuur!

Heemplanten, ook wel inheemse planten of wilde planten genoemd, zijn plantsoorten die al lange tijd in een gebied groeien/thuis horen. Doorgaans wordt met lange tijd langer dan 500 jaar bedoeld. Heem betekent overigens huis (verwant met Engelse home). De “zomereik” is hier een heemplant, maar voor de Verenigde Staten is deze uitheems.

Na de laatste ijstijd zo’n 12.000 jaar geleden, zijn er steeds nieuwe plantensoorten in Nederland beland. Onder de eersten die zich hier vestigden waren berk en grove den en ook de zomereik leeft als soort al duizenden jaren in Nederland. Met de Romeinen 2000 jaar geleden kwam de tamme kastanje naar Nederland, de teunisbloem kwam 200 jaar geleden uit Amerika, de reuzenberenklauw ruim een eeuw geleden uit de Kaukasus/Perzië en de Grote waternavel (Zuid Amerika) is pas sinds 1994 in Nederland en vanaf ca. 2000 in Groningse wateren. Je zou ook kunnen zeggen dat hoe langer een plantensoort in Nederland voorkomt, hoe inheemser deze is.

Nu is het zo dat des te langer een plantensoort in een gebied voorkomt, des te meer diersoorten ontdekken hoe ze deze plant kunnen gebruiken. Zo ontdekten eikengalwespjes dat ze hun eitje in een blad van de zomereik kunnen stoppen en dat de wespenlarve dan in een veilige gal van de eik kan eten, de rupsen van de eikenpagevlinder eten van de bladeren en de mezen weer van de eikenpagerupsen. De grote kever “Vliegend hert” eet in het keverlarvestadium van dood eikenhout en sommige paddenstoelen groeien alleen bij of op eiken. De zomereik heeft in de loop van zijn geschiedenis in Nederland relaties opgebouwd met alleen al 450 soorten insecten, terwijl de pas veel recenter in Nederland groeiende Amerikaanse eik er pas 13 heeft. Wanneer je een inheemse zomereik kapt, gaat niet alleen dit individu verloren, maar ook alle dieren die daar op dat moment in- en opleven. Ook ondergronds is er bij de wortels een uniek milieu van specifieke schimmels, bacteriën en allerlei kleine beestjes. Een mini-ecosysteem gaat verloren.  Alleen al in de katjes van de inheemse berk zijn 20 soorten insecten ontdekt, ieder met een andere rol!! Daarentegen heeft de pas in Nederland voorkomende Grote waternavel  voor zover bekend nog nauwelijks relaties met andere organismen in de natuur. Omdat de uitheemse/exotische Grote waternavel niet door dieren wordt gegeten en wel erg goed groeit in de Nederlandse natuur breidt zij zich ongebreideld uit. Het is zodoende een “invasieve exoot” welke zorgt afwateringsproblemen, hinder voor de scheepvaart, schade aan gemalen, recreatieproblemen, zuurstofloosheid door afsluiting van het wateroppervlak en verdringing van inheemse plantensoorten en alle specifieke diersoorten die erop en ervan leven!. Het verwijderen van de grote waternavel kost ook nog eens miljoenen per jaar. Het wachten is op een vogel, zoogdier, insect, schimmel, virus die de waternavel ontdekt als voedsel. Hoe meer soorten organismen er in Nederland leven hoe sneller er een individu is die de waternavel als voedsel ontdekt en deze valt dan met de neus in de boter en kan zich goed gaan voortplanten en zorgt voor evenwicht in het ecosysteem.

In een stabiel natuurlijk systeem zijn voor elke plant en planteneter die daar in leeft meerdere vijanden die er voor zorgen dat een soort zich niet grenzeloos voort kan planten en een plaag kan worden. De Grote waternavel vormt in Zuid-Amerika geen probleem, omdat de plant daar inheems is en daar in de loop der tijden wel natuurlijke vijanden heeft gekregen.  Inheemse planten zijn onderdeel van een heel netwerk van relaties, van een levensgemeenschap, een natuur die ondanks verschillen per jaar redelijk constant is, in evenwicht. Niet elke nieuwe (planten) soort vormt overigens een probleem, omdat ze bijvoorbeeld niet bestand zijn tegen de Nederlandse winter of niet bestoven worden. Het punt is dat je dat van te voren niet weet en als een soort een probleemsoort wordt is het heel lastig en kostbaar om hem weer kwijt te raken en vaak lukt dat niet meer (waterpest, muskusrat etc. etc. etc.)

Uitheemse planten die zijn ingevoerd vanwege hun schoonheid van bloem of blad geven dus niet de insectenwereld in al haar vormen en kleuren die een verrassings- en schoonheidelement toevoegen aan je tuin. “JA MAAR, ik zie allemaal bijtjes en vlinders op mijn uitheemse bloemen!? ” Zeker, maar de nectar hoeft voor veel insecten niet van een specifieke soort/kwaliteit te zijn, maar voor hun larven is bijna altijd een specifiek soort inheemseplanten nodig om hun levencyclus rond te maken.

Voorbeelden van hoe ingewikkeld en boeiend relaties kunnen worden in een natuurlijk systeem wat lange tijd gelijk blijft:

  • planten als maarts viooltje, sneeuwklokje maken een klein aanhangseltje aan hun zaden, het zogenaamde mierenbroodje, propvol met mierenvoedsel. Mieren slepen zaad en mierenbroodje richting nest en de plantenzaden worden op deze manier over grote afstanden verspreid wat de verspreiding van de plantensoort ten goede komt;
  • het pimpernelblauwtjevlindertje legt haar eitjes specifiek op de pimpernelplant, waarvan de rups de bloemen opeet. Als de bloemen op zijn, laat de rups zich vallen en trekt de aandacht van mieren. Door zoetstof uit te scheiden en een geur van de mierenkoningin, nemen de mieren de rups mee naar het nest. De rups leeft daar dan verder van mierenlarven en verpopt zich uiteindelijk ’s nachts als de mieren inactief zijn.

Rups Groot avondrood

Groot avondrood (6cm)

Witvlakvlinderrups

 

 

 

 

 

 

 

Foto’s: soorten aangetroffen in mijn tuin die voor hun levenscyclus van inheemse planten afhankelijk zijn

De putter is een wintergast die afkomt op zaden van kaardebol, els etc. en zal je niet tegenkomen op de (uitheemse) hortensia of laurierkers. Foto’s: Adri de Groot www.vogeldagboek.nl

 

 

 

 

Conclusie:

  • Heemplanten zijn onmisbaar voor het voortbestaan van specifieke insectensoorten;
  • Heemplanten zorgen met de daarbij behorende insecten voor een boeiende, verrassende tuinbeleving;
  • Exoten vormen een groot risico de inheemse planten volledig te verdringen. Waar exoten staan, kunnen geen heemplanten groeien met op en in hun de specifieke insecten, schimmels, bacterien.

Verdere verdieping:

– Plantensoorten kunnen wel inheems zijn voor Nederland, maar dat betekent niet dat ze ook in alle Nederlandse regio’s thuishoren en voorkomen. Een soort kan regionaal inheems zijn, dus probeer in je tuin aan te haken met planten uit de natuur in je omgeving.

– Belangrijk voor de verspreiding van soorten is het NNN, Natuur Netwerk Nederland (natuurgebieden verbonden door verbindingswegen) en ook de  tuin als “stapsteen” . Een populatie vlinders van het pimpernelblauwtje in Limburg, is niet bij machte om van daaruit in 1x naar een terrein met pimpernel in Groningen te vliegen. Om er voor te zorgen dat ze in Groningen kunnen komen zijn pimpernelpopulaties op de route nodig. Kijk bij de aanplant van tuinplanten dus vooral naar zeldzame soorten in jouw regio. Bedenk daarbij dat een diersoort vaak meer dan een enkele waardplant nodig heeft om van te leven: kwantiteit is ook van belang.

Biodiversiteit binnen een soort. een Nederlandse lijsterbesboom heeft van oudsher een ander DNA dan een lijsterbes uit Oost-Europa (sterker nog het DNA van de lijsterbessen in Limburg wijkt weer af van de Groningse lijsterbessen en die zijn onderling ook weer uniek. Net mensen ;-)). Omdat er in Oost-Europa goedkoper gekweekt kan worden, koop je in het groencentrum bijna altijd een boom daar vandaan. Deze bomen zijn minder aangepast aan het Nederlandse klimaat, maar kunnen daarbij ook heel goed verschillen in de waarde die ze hebben voor de Nederlandse insecten! Gelukkig dat er onder meer door de Cruydthoeck aan gewerkt wordt planten met inheems dna beschikbaar te stellen. Een andere mogelijkheid is zelf zaad of zaailingen uit de omgeving te halen en op te kweken. Doe dit alleen als er grote aantallen van een soort zijn, een gebied op de schop gaat, je met beleid en respect te werk gaat.

Uitheemse soorten wel in de bebouwde kom? Uitheemse planten zijn vaak erg aanlokkelijk vanwege hun grote opvallende bloemen etc. Om stadsmensen te verleiden toch in ieder geval wat groen aan te planten, wordt wel gezegd dat de aanplant  van uitheemse planten verdedigbaar is, omdat ze zich niet zouden verspreiden naar de natuur (en daar dan een probleem kunnen vormen). Planten kunnen zich echter op allerlei manieren verplaatsen en de afstand van binnenstad naar omgeving is vrij makkelijk te overbruggen, zeker als je het de nodige jaren geeft.

Het belang van biodiversiteit: Hoe erg is het als een klein zeldzaam inheems plantje verdwijnt? het ecosysteem zal er niet direct instabiel door worden, maar de soort die in 100duizenden tot zeer vele miljoenen jaren geëvolueerd is kan voor de mens zeer waardevolle bijzondere eigenschappen bevatten. Zie de volgende Tuintip economische waarde plant- en diersoorten . Met het uitsterven van de soort kunnen ook meegeevolueerde insecten -die een 1 op 1 relatie hebben- uitsterven. Soorten die nu een bijrol in een ecosysteem spelen kunnen dat wel worden wanneer een soort die een sleutelrol speelt wegvalt als gevolg van virus, klimaatverandering etc.

 

Dieren in de tuin: Egels

Tips voor egels in de tuin

• Egels houden van een dak boven hun hoofd. Laat bladeren en takken in de tuin liggen, hieronder kunnen ze een nest maken. Of plaats een egelhuis in de tuin. Leuk om zelf te maken maar ook kant en klaar te koop.
• Zorg dat er een opening in de schutting is waardoor egels van de ene naar de andere tuin kunnen lopen. Of, liever nog, leg een heg aan.
• Zorg voor een schaal vers water of een vijver. Niet alleen egels vinden dit fijn, maar ook andere dieren maken er gebruik van.
• Zorg voor voedsel voor egels door organisch afval te laten verteren door kleine beestjes welke door de egel weer worden opgegeten.
• Bijvoeren kan geen kwaad. Egels lusten graag kattenvoer, gehakt of speciaal egelvoer. Geen melk! Daar krijgen ze diarree van.
• Een composthoop is goed voor de tuin en het leven in de tuin. Het geeft de egel een plek om te slapen en er zitten bijvoorbeeld veel slakken.
• Pas op met een net over de moestuin. Hang deze hoger dan 30 cm zodat egels er niet in verstrikt kunnen raken.
• Egels zijn goede zwemmers, maar verdrinken soms in tuinvijvers met een rechte oever waar ze niet uit kunnen komen. Leg een schuin loopplankje in de vijver of zorg voor een lichte helling bijvoorbeeld met keien, zodat egels (en andere dieren) eruit kunnen kruipen.

Wist u dat:

• Egels nachtactief zijn? Overdag slapen ze in een moeilijk te vinden nest van bladeren en mos.
• Egels altijd alleen op stap zijn en geen vaste paartjes vormen? Ze hebben min of meer een vast ‘leefgebied’ (mannetjes 20-40 ha, vrouwtjes 10-20 ha), maar ze hebben geen ’territorium’ dat ze verdedigen tegen soortgenoten.
• Egels elke nacht een paar kilometer afleggen? Grote kans dus dat niet steeds dezelfde egel op bezoek komt. Mannetjes lopen grotere afstanden dan de vrouwtjes.
• Egels maximaal tien jaar oud kunnen worden? Echter, meestal worden ze niet ouder dan een jaar of vijf.

Bron: Zoogdiervereniging de website van de Zoogdiervereniging.

 

Wormentoren zelf maken

Een wormentoren is een composthoop voor mensen met alleen een balkon of dakterras of zelfs alleen een kelder, berging oid. Net zoals op een composthoop doen de wormen het werk om groente- en fruitafval om te zetten in waardevolle (gratis) vloeibare super compost die je als je het verdund met water heel goed kunt gebruiken als Pokon voor je kamerplantjes, balkonplanten of voor je moestuin. Naast de vloeibare compost blijft er zwarte aarde over die je prima kunt gebruiken als tuinaarde.

Een wormenbak is klein, reukloos en goedkoop en je draagt bij aan recycling van groenafval. Daarnaast is het fascinerend en ook erg leuk en leerzaam voor kinderen.

Nodig:
Minimaal 3 zwarte plastic bakken/emmers. De onderste is om eventueel overtollig vocht op te vangen, de bovenste is om versmateriaal in te doen en de middelste is tzt voor (bijna)verteerd materiaal van waaruit de wormen door de gaten naar de bovenste verse bak kruipen.

• 3 blokjes bv. kurken
• 1 plastic deksel oid
• Priem of houtboortje 3 a 10 mm
• Gesnipperd karton of herfstbladeren
• Groente- en fruitafval
• Compostwormen

Werkwijze
• Boor met de priem of de boor een stuk of 10 gaten in de onderkant
van 2 emmers.
• Leg een paar kurken in de emmer zonder gaten en plaats de emmers met gaatjes daar boven op. Het overtollig vocht wat zich hier kan verzamelen, wormen- percolaat, kun je 1:10 verdund met water aan je planten geven als vloeibare meststof.
• Maak in de bovenste emmer een 5 cm dikke start laag van gesnipperd
karton of bladeren. Maak deze laag vochtig.
• Voeg een laag groente- en fruitafval toe van ca. 5 cm
• Dek de bovenste emmer af met een deksel met daarin ook twee gaatjes
voor ventilatie.

Wacht 2 weken zodat het afvalmateriaal wat begint te rotten en voeg dan de compostwormen toe. Als de emmer bijna vol zit met afval zet er dan een lege emmer met gaatjes op en ga deze vervolgens vullen. In de winter is het voor de wormen fijn als er iets van isolatiemateriaal op/over de bak zit. Als het echt gaat vriezen haal dan de bak van je balkon binnen en plaats hem dan tijdelijk in je fietsenhok, gangkast of washok.

Wat lusten de wormen?


Zorg voor een combinatie van “groen afval” (stikstofrijk) en “bruin afval” (koolstofrijk). Hoe fijner hoe beter, vermijd dikke lagen van 1 soort afval.

Groen: Fruit- en groenteresten, aardappelschillen, mest van kleine planteneters zoals een cavia of konijn, kamerplanten, resten uit groente- en siertuin, snoeiafval (groen), stalmest, biologische snijbloemen, biologische citrus en bananenschillen.

Bruin: koffiedik en -filters, eierschalen, papier van de keukenrol, papieren zakdoeken en versnipperd karton, dode bladeren, notendoppen.

Niet geschikt voor de wormentoren:
Gekookte etensresten, botten, vlees, vis, vetten, olie, saus, zuivelproducten, katten- of hondenuitwerpselen, grote stukken brood en gebak, as uit de open haard of barbecue.

Voer je wormen in het begin vooral niet te veel. Ze kunnen heel lang doen over 1 kilo groenafval, dus begin met kleine beetjes en check om de paar week of ze al meer nodig hebben. De populatie wormen verdubbeld om de  3 maanden, dus als het goed is gaan je wormen steeds meer eten.

Als je je wormen goed voert dan gaan ze zich vanzelf voortplanten. Al na een paar maanden vind je coconnetjes in je wormenbak waar nieuwe wormen uit zullen groeien. Die kun je lekker laten zitten, of samen met wat volwassenen weggeven aan iemand anders die een wormenbak wil beginnen

Hoe kom ik aan wormen?
Niet elke worm is een goede compostfabriek. Alleen de rode mestworm is geschikt, en dat zijn niet de regenwormen die je normaal gesproken vindt in de Nederlandse klei. Compost wormen vind je in composthopen, op boerderijen in de mesthoop of je kan ze bestellen bij de ecohovenier 😉

Hoeveel wormen heb ik nodig?
Het aantal wormen dat je nodig hebt ligt uiteraard aan de grootte van je wormenbak en vooral aan hoeveel je ze denkt te gaan voeren. Ze eten ongeveer hun halve lichaamsgewicht per dag, dus 500 gram wormen heeft 2 dagen nodig voor 500 gram voedsel. Maar wormen wegen niet veel, dus 500 gram wormen is een hele berg! Reken uiteindelijk op rond de 1000 wormen in je bak om de GFT productie van een gezin met 4 personen aan te kunnen. In het begin zal je bak dus echt maar kleine beetjes GFT  aankunnen totdat ze zich gaan voortplanten.

Stinkt het niet?
Nee, het gaat niet stinken zolang je je wormen niet teveel voert. In dat geval ligt er rottend afval waar de wormen nog niet aan toekomen. Heb je toch het idee dat je iets ruikt, leg dan een natte krant onder de deksel van de bovenste bak, die vangt dan de luchtjes op.

Gebruikte bronnen: o.a. www.tuinenbalkon.nl

Gazononderhoud

Milieubelastend aan grasmaaien is het energiegebruik en de eventuele bemesting.

Energie: voor gazonoppervlakten tot ca. 100 m2 adviseer ik een handgrasmaaier. Goed voor de lichamelijke conditie en het milieu wordt niet belast met schadelijke verbrandingsgassen. Voor grotere gazons adviseer ik een elektrische maaier. Bij de elektriciteitsproductie komen minder schadelijke verbrandingsgassen vrij dan bij het maaien met een benzinemotor. Helemaal als u kiest voor zgn. groene elektriciteit op basis van winden zonne-energie (doen!). Verbrandingsgassen zijn zowel schadelijk voor het milieu als voor u. Als tweede keus geldt mijns inziens dus de benzinemotormaaier. Als u zo’n maaier al heeft is de meest schone keus het gebruik van Aspen-brandstof ipv loodvrije benzine. Aspen-benzine (www.aspen-benelux.nl). Behalve dat de brandstof veel gezonder is voor mens en milieu is hij ook beter voor de maaimachine. De eigenaar van de firma De Gazonmaaier aan de Rijksstraatweg ten zuiden van Haren vertelde me dat hij geen startproblemen meer had met maaiers nadat hij deze brandstof is gaan gebruiken en dat 40% van de kopers deze brandstof koopt omdat het beter is voor hun machine (60 % doet het voor de eigen gezondheid). Aspen kost zo’n 3,5 euro per liter. Ook geschikt voor andere motoren als motormaaiers, kettingzagen e.d..

Bemesting: door het gazon regelmatig op 3-4 cm hoogte te maaien is er niet teveel maaisel in een keer en kan het gewoon blijven liggen. Het maaisel wordt snel verteerd in de grasmat en voedt het gazon. Hierdoor is er eventueel alleen bekalking nodig ter bestrijding van mos. Als er toch maaisel wordt afgevoerd en er dus af en toe bemest moet worden om voldoende voeding in de grond te houden heeft gedroogde koemest de voorkeur boven kunstmest. De productie van kunstmest en het transport is erg schadelijk voor natuur ( mijnbouw) en milieu. Overigens biedt een gazon met wat weinig voeding in de grond meer perspectief voor leuke gazonplantjes.

Plastic-soep ook door tuinieren!

De omvang van de plasticsoep wordt geschat op een half procent tot acht procent van de oceaan. 700.000 -15.000.000 km2 (tientallen x Nederland). Tachtig procent van de vervuiling komt van het land, en circa twintig procent van schepen). Via het riool komen plasticdeeltjes in het oppervlakte water en gaan dan naar zee. Ik vrees dat de plasticvervuiling zo goed als niet te stoppen is en dat we onze hoop moeten vestigen op schimmels en bacteriën. Recent onderzoek bij De Universiteit Utrecht en Livin Studio biedt hoop, maar dan wel voor verzameld plastic in een gecontroleerde situatie. Voor de mensen die zich medeverantwoordelijk voelen voor de vergiftiging van onze leefwereld de volgende aandachtspunten:

Microplastics welke kunnen ontstaan bij het tuinieren:
-(S)trimmers en bosmaaiers met plasticdraadjes die afslijten
-Plastic bezems en harken slijten (alternatief houten bezem)
-Plastic binddraad en bordjes aan planten welke in de bodem belanden en uiteenvallen door temperatuur

-Graszoden worden soms verkocht met “netting” een dun plastic gaas wat mee de grond in gaat;
-Slijtage/rafels van onkruiddoek (wat overigens helemaal geen onkruidwortels tegen houdt en daardoor aan de randen bij het wieden omhoog getrokken wordt en lelijk zichtbaar )
-Vetbol -en pindanetjes en allerhande plastic draad en kunststof frutsels aan kransen e.d.
-Kunststofhandschoenen;
-Plastic wat over de bestrating wordt getrokken en slijt als plastic manden, stoelen, emmers;
-Zagen en boren in plastic als gerecyclede palen (alternatief zaagsel binnen opvangen en afvoeren)

Informatie over plasticsoep op Wikipedia

Effect op het leven
De drijvende plasticdeeltjes lijken sterk op zoöplankton, waardoor ze vaak worden opgegeten door kwallen of vissen die op grotere dieptes leven en ’s nachts aan de oppervlakte voedsel zoeken. Op die manier komen ze in de voedselketen terecht. In monsters genomen in 2001 bleek de concentratie plasticdeeltjes in de soep groter te zijn dan de concentratie zoöplankton. Veel plasticdeeltjes komen via de voedselketen terecht in de magen van vogels en dieren, waaronder zeeschildpadden en de albatros. De gevolgen hiervan verschillen van vergiftiging, een verstopte maag tot verstoring van de hormoonhuishouding bij deze dieren. Australische wetenschappers voorspellen dat in 2050 99% van de alle soorten zeevogels problemen hebben met zwerfplastic (PNAS 31 aug. 2015).
Wetenschappers maken zich in toenemende mate zorgen om microplastics. Deze kleine stukjes plastic, soms zo klein dat ze met het blote oog niet te zien zijn, zijn verwerkt in tientallen verzorgingsproducten. Vissen kunnen vaak het onderscheid niet maken tussen voedsel en microplastics. Ook plankton en schelpdieren krijgen microplastics binnen. Giftige stoffen hechten zich gemakkelijk aan plastic en komen zo in het lichaam van dieren terecht. Gevreesd wordt dat die gifstoffen zich ophopen in de voedselketen. Als mensen vis eten, bestaat dus het risico dat we gifstoffen binnen krijgen.
Meer info/ actie: www.plasticsoupfoundation.org