Een gezonde plant is weerbaar tegen aanvallen van virussen, schimmels, insecten etc.. Belangrijk is daarom de leefomstandigheden van de plant zo optimaal mogelijk te maken, zodat de eigen afweer zoveel mogelijk wordt ondersteund. Als je chemische bestrijdingsmiddelen gaat gebruiken dan komt de ziekte/plaag later terug omdat de plant vatbaar blijft en je schaadt daarmee ook het milieu en soms andere organismen.
Hoe de weerbaarheid van de plant te steunen:
Allereerst: Probeer planten neer te zetten op een plek die qua leefomstandigenheden lijkt op het oorspronkelijk leefgebied van deze soort (denk daarbij aan factoren als zon, vocht, vorst).
Andere maatregelen:
- Zonlicht: genoeg maar niet teveel: zonlicht is essentieel voor de plant voor de energievoorziening. Zorg dat de plant op een plaats staat waar daarin voldoende voorzien wordt, maar ook niet wegbrandt (plaats voor schaduw eventueel een struik/boom of (tijdelijk) scherm). Planten kunnen zich enigszins aanpassen door grotere of kleinere bladeren te maken. NB een plek achter een noordschutting krijgt nog veel indirect zonlicht en hoeft niet per se te gelden als een schaduwplek;
- Vocht: het vochtvasthoudend vermogen van de grond kan versterkt worden door meer humus in de grond. Humus is omgezet organisch materiaal. Breng voor meer humus dus een laag “mulch” aan: compost, blad, maaisel, schors. Mulch zorgt ook voor minder verdamping, beschermt de grond tegen slagregen en grote temperatuurschommelingen. Mulch is ook voeding voor regenwormen, welke met hun gangen ervoor zorgen dat de regen makkelijk de grond in kan lopen naar de plantenwortels in plaats van weg te stromen naar het laagste punt.
Jonge aanplant verdient natuurlijk extra aandacht met watergeven in droge tijden. Maar ook daar: overdaad schaadt (zie Tuintip “Zuinig met water”).
- Zuurstof: Wortels hebben zuurstof nodig voor hun verbrandingsprocessen. Wortels kunnen dood gaan door zuurstof gebrek, omdat de grond doorweekt is met water. Met gangen van bodemleven kan de bodem beter vocht afvoeren. Voorkom het pletten en “dichtsmeren/-slibben” van de bovenste grondlaag. Hoe zwaarder de bodembelasting hoe meer de grond wordt dichtgedrukt. Als de grond open en bloot ligt voor regen en zon kan een voor zuurstof en water ondoordringbare bodemkorst ontstaan. Zorg daarom in zijn algemeenheid voor permanente bodembedekking met organisch materiaal.
Voeding: mijn ervaring is dat grond zelden te voedselarm is (tenzij je groentes wilt verbouwen). Zelfs op puur zand wil het vaak wel. Als je het nodige blad/strooisel laat liggen tussen de planten wordt de bodem daarbij steeds voedzamer en beter van structuur. Rozen hebben wel mest nodig indien ze jaarlijks sterk worden teruggesnoeid (waarmee de plant veel energie en mineralen kwijtraakt). Geef rozen mest in maart en juni wanneer ze het meeste nodig hebben (daarna geeft mest risico op slappe lange takken die vorst- en plaaggevoelig zijn). De leukste beplanting groeit vaak op niet al te rijke grond. Op arme grond is makkelijker meer plantenvariatie zonder steeds woekerende planten te moeten intomen en de planten niet zo snel groot en slap dat ze gaan hangen. Veel bemesten geeft veel bladgroei waardoor je meer snoeiwerk en afval.