Anda Kerkhoven: aanvullende informatie

De martelingen bestonden onder andere uit mentale vernederingen, zware veelvuldige slagen, afwisselend zeer hete en zeer koude baden –soms met electro-shocks- , dreigende en daadwerkelijke aanvallen door een hond (welke haar oa. in het hoofd beet). Anda verraadde echter geen namen. Zij zei eens “Ik zeg niks, want mijn hoofd gaat er toch af” , waarop werd geantwoord “Ja, je hoofd gaat er af, maar eerst zal je spreken.”

Anda kende geen zelfbeklag en bleef zeer kalm en beheerst in de cel die zij deelde met anderen naar wie zij heel aandachtig, verzorgend en bemoedigend was.  Zij bleef geestelijk helder en actief en  was zonder haat- of wraakgevoelens t.o.v. haar beulen (! ).  Alle celgenoten die het konden navertellen spraken over haar met liefde en bewondering.

In opdracht van de Duitsers werd Anda samen met Gerrit Boekhoven, leider van de –geweldloze- Verzetsgroep “De Groot”  aan de Oosterbroekweg bij Haren door een schot in het achterhoofd  door NSB-ers om het leven gebracht  op 19 maart 45 en terplekke begraven. Ter plekke is nu een monumentje.

Vele studenten waren aanwezig bij de teraardebestelling van de opgegraven stoffelijke resten op de Noorderbegraafplaats op 22 juni 1945. In 1967 werd zij herbegraven op de erebegraafplaats Loenen.

“Deze jonge vrouw, die arts wou worden om mensen te helpen en genezen, die de mensheid, (ook S.D.-ers en de Duitsers in het algemeen) wou leren, wat liefde was, had graag willen blijven leven, niet om haar leven te behouden zonder meer, maar om wat zij als het beste in zich voelde uit te dragen en aan anderen door te geven.”

21 Juli 1945 HET PAROOL Mw. Z. ten Have – van der Werff

De Nederlandse spoorwegen hebben haar vele hulp aan de stakende werknemers gedurende de algemene spoorwegstaking (sept. 1944-mei 1945)  postuum geëerd met een speciale “Medaille van Eer”.

Anda’s naam is opgenomen op de plaquette die ter nagedachtenis aan de gevallen  is opgehangen in de hal van de Universiteit Groningen aan het Broerplein. Haar portret in een van de gebrandschilderde ramen in de aula van de Universiteit.

In het stadhuis van Groningen is een zaal naar haar vernoemd: de “Anda Kerkhovenzaal”

Meer informatie Anda Kerhoven :  www.andakerkhoven.nl  en zie onder (fragmenten van twee bijdragen van haar aan Universiteitsblad)

Fragment 1: Artikel door Anda Kerkhoven geschreven in het Universiteitsblad  “DER CLERCKE CRONIKE” 4 november 1938.  Ze was 19 jaar toen ze dit schreef.

“Een primitief beschouwt de misdadiger als een vijand en een duivel, maar de psycholoog ziet hem als iemand, die zich verkeerd georiënteerd heeft. Hij zal – indien het hem niet gelukt de man, die voor de gemeenschap gevaarlijk is, met psychologische middelen te genezen – rationele maatregelen nemen, hem isoleren en desnoods vernietigen, maar hem niet onnodig laten lijden, zoals de op wraak beluste primitieven zouden doen.
Elke zonde, elke zwakheid, elke vijandschap berust op een verkeerde oriëntatie. Ons streven moet daarom zijn: “Inzicht, overzicht, ervaring”.
Om dit te verkrijgen moeten wij reëel zijn, dwz de dingen in hun ware proporties zien. Wie het leven als reëel erkent, moet ook de realiteit van zijn drijvende kracht aanvaarden.
De drijvende krachten van het leven zijn de emotie en de wens.
Wie het Heilige der Heiligen gezien heeft, heeft het leven lief, meer dan iets anders, maar beseft tevens dat men het leven ook te duur kan kopen. Wie met onrecht en geweld zijn leven wil verlengen, vergooit zijn eigen eer, en leven zonder zelfrespect is geen menswaardig bestaan. Daarom zal hij – wanneer de verzoeking tot hem komt – tot de duivel zeggen “Wat niet mag, mag niet, welke de prijs ook zij!”

 

Fragment2  artikel “Vriend en vijand” Artikel door Anda Kerhoven geschreven in het Universiteitsblad  “DER CLERCKE CRONIKE” jaargang ‘38-‘39.

 

Ieder mens heeft een oneindig aantal latente mogelijkheden in zich, en het hangt van toevallige, uitwendige prikkels af, welke zich tot een bewuste wil zullen ontwikkelen.
Zodra iemand erkent, dat hij de verkeerde weg is ingeslagen, kan hij nog ontelbare andere wegen inslaan. Een mens is niet iets stationairs, maar iets dat voortdurend veranderen kan;
wat een mens vroeger was is hij nu niet meer, en wat hij nu is, behoeft hij later niet te zijn!
Niemand heeft dan ook het recht om te zeggen “die persoon is goed”, of “die persoon is slecht”. Wel kan men zeggen: “de daad is goed of slecht”.
Een verstandig mens houdt er dan ook geen vaste persoonlijke vrienden of vijanden op na, maar noemt iemand zijn “vriend”, wanneer hij zijn idealen steunt, en “vijand”, wanneer hij zijn idealen tegenwerkt. Op die manier kan elke seconde een vriend tot vijand overgaan of omgekeerd.
In dit geval betekent het woord vijand niet: iemand die men al het beroerde toewenst, dat op aarde bestaat, maar eenvoudig iemand, die een tegengesteld doel nastreeft. Het is dwaasheid om zich over een “vijand” boos te maken; men neme kalm en zakelijk zijn maatregelen, zoals een schaakspeler kalm en zakelijk een zet berekent. Het is mogelijk zijn vijanden lief te hebben, want er is een essentieel verschil tussen naastenliefde en een politiek bondgenootschap. Naastenliefde is niet meer dan logisch, op grond van onze genotypische gelijkheid. Indien gij uw eigen leven nagaat, zult gij moeten erkennen, dat het toevallige uitwendige prikkels zijn geweest, die u de stoot gegeven hebben tot nadenken in een bepaalde richting en dat zich hieruit uw wil – en uw daden – gevormd hebben.
Aan het zuivere toeval hebt gij dus te danken, dat gij op uw tegenwoordig geestelijk peil staat, en uw deugden zouden zich niet gemanifesteerd hebben, indien het toeval ze niet wakker gemaakt had.
Gij hebt dus niet het recht om neer te zien op degenen die door het toeval minder goed bedeeld geweest zijn.”